Den Haag – De verschillende wettelijke boetestelsels onderscheiden zich onder meer in hun maximale geldboete. Zo kent het strafrecht een hoogste boetecategorie van 780.000 euro, terwijl sommige bestuursrechtelijke wetten voor bepaalde overtredingen van ondernemingen het maximum van de bestuurlijke boete bepalen op 10 procent van de omzet. Andere verschillen betreffen onder meer de rol van recidive als strafverhogende factor, de mate van vrijheid van een sanctie-oplegger om een boete op te leggen onder het wettelijk maximum en de verhouding tussen boetes voor natuurlijke en boetes voor rechtspersonen.
Dit blijkt uit het onderzoek ‘Referentiekader geldboetes’ van de Rijksuniversiteit Groningen dat minister Opstelten van Veiligheid en Justitie vandaag naar de Eerste en Tweede Kamer heeft gestuurd. Het onderzoek richtte zich op het vaststellen van de maximale boetes in het bestuursrecht en het strafrecht en hoe daarin meer eenheid kan worden gebracht. Er is niet gekeken naar de hoogte van boetes die de officier van justitie, de rechter en bestuursorganen in individuele gevallen opleggen. Daar spelen, naast het wettelijk maximum, de omstandigheden van het geval en de persoon van de dader een grote rol. Het onderzoek is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie uitgevoerd.
De onderzoekers stellen vast dat voor sommige verschillen goede redenen zijn, maar dat andere verschillen weliswaar vanuit de historie kunnen worden verklaard, maar nu niet meer te goed uit te leggen zijn. Om meer eenheid in wettelijke boetestelsels te krijgen, stellen zij een checklist voor met strafmaatfactoren voor de wetgever. Aan de hand daarvan kan die bij nieuwe wetten een betere afweging maken voor een boetemaximum.
Minister Opstelten onderschrijft de noodzaak om ongerechtvaardigde verschillen in wetgeving weg te nemen. Nog voor de zomer zal het kabinet aangeven hoe het dat gaat doen.
Foto – Archief Persbureau Meter