Den Haag – Het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie behoeft verbetering als de EU als geloofwaardige speler wil (blijven) opereren op het terrein van de mensenrechten. Dit stelt de Adviesraad Internationale Vraagstukken in het vandaag verschenen advies ‘Het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie: tussen ambitie en ambivalentie’.
De AIV signaleert dat de context van het EU-mensenrechtenbeleid de afgelopen tijd is veranderd. Op mondiaal niveau is de economische en politieke positie van het westen verzwakt. Andere, relatief nieuwe, grote spelers op het internationale toneel, zoals China, Brazilië, India en Zuid-Afrika, stellen zich steeds assertiever op.
In Nederland is een stevig debat gaande over nut en noodzaak van Europese samenwerking. Enerzijds is er ‘Europa-scepsis’. Anderzijds blijkt steeds vaker dat, om de verworvenheden van ruim een halve eeuw Europese integratie veilig te stellen, juist meer zal moeten worden samengewerkt. Voorbeelden hiervan zijn financieel-economisch beleid en asiel- en migratiebeleid.
Tegen deze achtergrond analyseert de AIV het mensenrechtenbeleid van de EU. Daarin wordt geconcludeerd dat optreden via de EU op mensenrechtengebied een grote meerwaarde kan hebben en effectiever kan zijn dan bilateraal optreden. Het EU-Verdrag en de beschikbare instrumenten bieden een goede basis voor het voeren van een dergelijk gezamenlijk beleid. De AIV constateert echter ook dat het hier in de praktijk lang niet altijd van komt.
Dit heeft onder meer te maken met gebrek aan coherentie binnen het externe EU-beleid en met gebrek aan samenhang tussen het beleid van de EU en dat van de lidstaten. Selectiviteit, inconsistentie, en het niet-systematisch gevolg geven aan mensenrechtenclausules en -procedures staan effectief optreden in de weg. De AIV pleit ervoor om dit aan te passen. De EU kan alleen geloofwaardig zijn in haar externe mensenrechtenoptreden als zij, en ook de lidstaten, zich constructief kritisch opstellen ten aanzien van alle landen in de wereld, of het nu gaat om China en Rusland, dan wel de VS en Israël. Om effectief te kunnen zijn, is het verder van belang dat de nieuwe Europese Dienst Extern Optreden voldoende kennis en capaciteit krijgt op dit vlak.
De AIV signaleert ook een groot verschil in ambitieniveau tussen het externe en het interne mensenrechtenbeleid van de EU. Terwijl de EU mensenrechten als overkoepelend doel van haar externe betrekkingen heeft gedefinieerd, blijven de interne ambities relatief bescheiden. Dit ondermijnt de geloofwaardigheid en de legitimiteit van de EU als mondiale actor op het gebied van mensenrechten. De AIV meent dan ook dat deze situatie op den duur niet houdbaar is. Ook het eigen beleid moet kritisch tegen het licht worden gehouden en worden versterkt.
De geschetste tekortkomingen van het EU-mensenrechtenbeleid betekenen niet dat de EU haar ambities op het gebied van mensenrechten neerwaarts zou moeten bijstellen. Juist via versterking van dat beleid kan een leidende rol in de toekomst zeer waarschijnlijk beter worden waargemaakt. Realiteitszin, een zekere bescheidenheid en oog voor haalbaarheid zijn daarbij wel vereist.
De AIV beveelt de regering aan om doelgericht in te zetten op het voeren van mensenrechtenbeleid via de EU, daar waar dit daadwerkelijk het meest effectief lijkt te zijn. De AIV acht de tijd echter nog niet rijp om in algemene zin te stellen dat optreden via de EU de voorkeur heeft boven bilateraal optreden. Naast de EU moet Nederland de rechten van de mens dan ook zo krachtig mogelijk blijven bevorderen door middel van het eigen buitenlands beleid.
Foto – Archief Persbureau Meter